Voortgezet onderwijs in 't Gooi

BUSSUM, HILVERSUM, HUIZEN, LAREN, NAARDEN & WEESP

VIJF HOOFDRICHTINGEN

Het voortgezet onderwijs kent vijf hoofdrichtingen:

  1. Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo)
  2. Hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo)
  3. Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo)
  4. Praktijkonderwijs (pro).

1. VOORBEREIDEND MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS (VMBO)

Via het vmbo kunnen leerlingen doorstromen naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo).

1.1

Binnen het vmbo kunnen leerlingen kiezen uit vier leerwegen: de theoretische leerweg (tl, mavo), de gemengde leerweg (gl), de kaderberoepsgerichte leerweg (kbl) en de basisberoepsgerichte leerweg (bbl). Elke leerweg heeft een eigen programma en een eigen karakter. De ene leerweg is theoretischer, de andere praktischer en weer een andere zit er precies tussenin. Leerlingen kiezen voor de leerweg die het beste bij hen past. Het ene kind leert nu eenmaal gemakkelijk uit boeken, terwijl het andere kind beter leert door praktisch bezig te zijn.

1.2

Binnen de gekozen leerweg kiezen leerlingen voor een sector met een vast vakkenpakket en een aantal keuzevakken. De keuze voor een sector heeft te maken met de richting die de leerling later op wil. Er zijn vier sectoren: zorg en welzijn, techniek, economie en landbouw. Een sector bestaat weer uit verschillende afdelingen. De sector techniek heeft bijvoorbeeld afdelingen bouw, metaal en elektro. Leerlingen die zich niet willen vastleggen op een beroep omdat ze bijvoorbeeld nog niet precies weten wat ze later willen gaan doen, kunnen kiezen voor een intrasectoraal programma. Ze volgen dan een uitgelezen combinatie van vakken binnen twee verschillende afdelingen, zoals instalektro dat bestaat uit installatietechniek en elektrotechniek. Verder zijn er programma’s als techniek breed, metalektro, zorg en welzijn breed als combinatie van verschillende afdelingen. Binnen alle programma’s is er veel aandacht voor vaardigheden die leerlingen nodig hebben bij het uitoefenen van hun vak, algemene vaardigheden en sociale en emotionele vaardigheden.

2. HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS (HAVO)

Een havo-opleiding duurt vijf jaar. Het havodiploma geeft toegang tot het hoger beroepsonderwijs (hbo) en tot het vijfde leerjaar van het vwo.

3. VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS (VWO)

Het vwo duurt zes jaar en kent twee schoolsoorten: het atheneum en het gymnasium. Op het gymnasium is Grieks of Latijn een verplicht examenvak. Het vwo-diploma geeft toegang tot het universitair onderwijs en het hbo.

4. PRAKTIJKONDERWIJS (PRO)

Praktijkonderwijs is bedoeld voor leerlingen voor wie het behalen van een diploma in één van de leerwegen van het vmbo te hoog gegrepen is. De leerlingen worden via stages, theorie- en praktijkvakken toegeleid naar arbeid of naar arbeid en aanvullende scholing. Er wordt gewerkt in kleine groepen met veel individuele begeleiding. Praktijkonderwijs is er, naast het toeleiden naar arbeid, ook op gericht de leerlingen competenties te laten ontwikkelen die zij na de school nodig hebben op het gebied van o.a. wonen, burgerschap en vrijetijdsbesteding. Voor het praktijkonderwijs geldt geen cursusduur, maar wel een leeftijdsgrens van 18 jaar. Het praktijkonderwijs is voor leerlingen van wie na onderzoek is gebleken dat zij recht hebben op deze vorm van voortgezet onderwijs. Het onderzoek richt zich op de intelligentie en er wordt een didactisch onderzoek afgenomen.

SCHOLEN VERSCHILLEN OP MEER PUNTEN

Er valt niet alleen te kiezen tussen de verschillende schoolsoorten, er moet ook een keuze gemaakt worden met betrekking tot de identiteit van de scholen. Er bestaat algemeen-bijzonder, openbaar, protestants-christelijk en katholiek onderwijs.